23 maart 2009

Ik weet niks om te doen

Aniek deed het al langer. Met afhangende schoudertjes en sippe blik voor je gaan staan en roepen: ik weet niks om te doen. Waarna je het hele scala aan opties waar je zelf niet bij ingeschakeld hoeft te worden weer op kunt rakelen: "Je kunt knutselen, tekenen, kleuren, kleien, met de strijkkralen, met de pinnetjes, een puzzel maken, met de lego, met de playmobil, met de little petshops...", desgewenst gevolgd door nog een hele reeks al dan niet vanaf het begin verguisde kado's.
En zoals het een volgzame broer betaamt, heeft Simon ook dit gedrag overgenomen van zijn zus. Alleen zijn timing laat nog wat te wensen over. Soms loopt hij inderdaad wat verloren rond op het moment dat hij met bijpassend beteuterde stem en neergeslagen oogleden zegt: "Ik weet niks om te doen". Maar meestal klinkt het op uiterst merkwaardige momenten. Ligt ie op de commode: "Ik weet niks om te doen". Zit ie eindelijk lekker te eten: "Mama, ik weet niks om te doen". Ligt ie doodmoe in bed: "Ik weet niks om te doen". Zit ie in bad met water te spelen: "Ik weet niks om te doehoen". Rijdt ie op de vlonder van de tuin met afwezige blik rondjes op zijn veels te kleine en allang ontgroeide driewieler: "Ik weet niks om te doen."
Laatst flikte hij het zelfs boven op een glijbaan met overal om hem heen leeftijdgenootjes, speeltoestellen, schepjes en emmertjes: "Papa, ik weet niks om te doen."
Eenmaal thuis zat hij een tijdje bedachtzaam voor zich uit te staren en voelde ik hem al weer aankomen: "Papa..." Maar nee, hij had in de speeltuin bij een ouder jongetje iets erg indrukwekkends gezien. "Papa, ik wil ook zo'n tractor als die andere mens heeft, net als die ik niet heb. Mag dat?"

18 maart 2009

Zullen we joehoe zeggen dat we naar beneden gaan?

De lente heeft nog maar een paar voorproefjes van haar kunnen gegeven, maar het grote buitenspelen is alweer begonnen. Zand uit zandbak en speeltuin kraakt door het hele huis onder je voeten. De kinderen zitten onder de blauwe plekken, de kleren onder de moddervlekken en de wangen vol gezonde blosjes.
Maandag gonsde de speeltuin van de opgewonden stemmetjes. De bleke kindertjes waren erop afgekomen zoals wij binnenkort bij vijf graden meer op de terrassen afvliegen.
Nieuwe ster aan het firmament is overbuurmeisje Frida dat een paar keer per dag aanbelt om te vragen of Aniek nog een rondje om het plantsoentje komt rijden. Dan laat Aniek haar knutselwerk of Dora onmiddellijk voor wat ze zijn, grijpt haar step en steekt ("doe je voorzichtig?") de straat over. Meteen komt Simon vragen "Mag ik ook?" en hij sluit zich dapper met zijn driewielstepje bij de meiden aan.
Met dat stepje heeft hij al heel wat bewonderende en ontroerde blikken losgemaakt in het dorp. En het moet gezegd: voor zijn leeftijd is hij onwijs handig met het ding. Al heeft hij op het fietspad van en op weg naar school nog wel eens moeite om niet tussen de grote wielen van de moederfietsen terecht te komen. Daarom stuur ik hem daar meestal de stoep op, of de berg zoals hij het noemt, hoewel het echt niet meer dan een paar centimeter hoger ligt. Kennelijk net genoeg om een boel plezier aan de afdaling naar de straat te beleven, want laatst stond ie even stil, keek me aan en zei: "Zullen we joehoe zeggen dat we naar beneden gaan?"

09 maart 2009

Dat was een echte expoditie

De grootste expedities worden ingegeven door de onbenulligste motieven. Zo zag ik het helemaal niet zitten om voor de zoveelste keer allemaal bordjes, messen, bekers, potjes, doosjes en brood op tafel te zetten om na een halve boterham zonder korstjes uit twee keeltjes te horen "ik hoef niet meer, mag ik van tafel?" en alles weer op te kunnen ruimen. Dus interpreteerde ik de eerste twee stralen zon in pakmbeet zeven grijze dagen optimistisch als het begin van de lente en riep overmoedig "Wie gaat er mee picknicken?", ondertussen Simons beteuterde mantra "ik weet het niet" een tikkie onverstandig negerend. Even later fietsten we met een rugzak vol snel gesmeerde boterhammen en pakjes chocomel onder een dreigende lucht richting dijk. Binnen vijf minuten zaten we aan de picknicktafel die ik al jarenlang ondanks het uitzicht over Waal, polder en stuwwal links laat liggen. Aniek begint vrolijk aan de boterhammen, maar Simon kruipt steeds verder in zijn kraag, ondertussen prevelend "ik weet het niet". Zelfs de chocomel is niet aan hem besteed. Laat staan Anieks voorstel om de dijk af te lopen en de polder te gaan verkennen. Terwijl de zon steeds vaker te voorschijn komt gaan we terug naar huis. Maar als we Simon zo gek hebben gekregen om bij wijze van uitzondering maar weer eens een middagslaapje te doen, grijpen Aniek en ik onze kans en trekken de rubber laarzen weer aan. In de bakfiets al zit Aniek wijsneuzerig met de verrekijker om zich heen te kijken. We stallen de fiets bij de picknicktafel, rennen de dijk af en klimmen over het hek. "Mag dat wel?" "Ja hoor, dat staat op dat bordje."
We lopen langs de
nevengeul naar het schiereiland. Aniek geeft haar voornemen om stenen te zoeken algauw op om een verzameling ganzenveren te beginnen. Beurtelings bukkend, rennend en door de verrekijker turend lopen we samen naar de Waal. Enigszins out-of-character maak ik een praatje met een visser totdat Aniek me weer roept. Daar staat ze: tegen een knallende Vermeerlucht: wapperende haren, rode Jip-en-Janneke-laarsjes en de verrekijker als een volleerd vogelspotter om haar nek. We lopen verder langs het water, hordes opvliegende ganzen als een boeggolf voor ons uit stuwend. Ik wijs haar een kluitje scholeksters en met haar verrekijker controleert ze of ze inderdaad zulke rode snavels hebben. We banen ons een weg door de krakend dorre stengels van ik weet niet wat voor planten. "Ik noem dat de kraaiennesten" zegt Aniek en zo zullen ze vanaf nu heten. Bijna terug bij het hek stelt ze vast: "Dat was een echte expoditie". En inderdaad: als we de straat weer in fietsen voelt het even alsof we terugkomen van een week Noorwegen in plaats van een uurtje uiterwaarden.