Met har verukijkur
"Mag dat wel?""Tuurlijk" bluf ik, terwijl ik het prikkeldraad omhoog houd om twee in rubberlaarzen gegoten kinderen onder het hek door te laten, de een met een verrekijker om haar nek, de ander met drie lolly's voor tijdens de beloofde "picknick". Ze zijn er nog niet onderdoor of Aniek tuurt al gretig door haar verrekijker naar niets specifieks en Simon dreint "Ik wil ook kijken!"
"Jullie moeten wel een beetje stil zijn, anders jaag je alle dieren weg".
"Welke dieren?" vraagt Simon, terwijl een hele roedel ganzen opvliegt en de vogelaar op de dijk zijn telelens maar weer inpakt.
"Zie je al beversporen papa?"
"Nee, we moeten nog even doorlopen." Maar binnen drie passen al staan we oog in oog met de afgekloven helften van een boom. Simon is inmiddels in bezit van de verrekijker en richt hem vanaf een centimeter of tien op de boomstammen. Ik laat wat afgeknaagde schors zien en dan lopen we verder door de modder naar de volgende doorgeknaagde boom. Algauw bevinden we ons te midden van een slagveld dat in de Amazone niet zou misstaan.
"Kom, we gaan kijken of we de burcht kunnen vinden", zeg ik en voeg voor Simon toe: "het huisje van de bevers". Ik zou er een fortuin voor over hebben om het beeld te zien wat hij nu in zijn drie-en-een-halfjarige hoofdje vormt. Vast niet die enorme stapel takken die we even later tegen het lijf lopen. Aniek en ik vragen ons hardop af waar de bevers nu zijn en Simon claimt dat ie er net een langs zag zwemmen.
"Gaan we nu picknicken?" First things first. Dus tovert Simon de lolly's tevoorschijn en gaan we even zitten op een duidelijk recent omgeknaagde boom. Het beverbankje zoals Aniek hem noemt.
Het is dat de NME-juf me laatst zo vriendelijk de weg hierheen had uitgelegd, tussen de kaalgeaaide beesten van het Dijkmagazijn. Anders zou ik me hier een lompe indringer voelen.
Koude tenen dwingen ons weer op weg te gaan. Dus lopen we met lolly's in de mond langzaam terug naar het hek. Bijna als vanzelfsprekend houden mijn expeditieleden nu het prikkeldraad ook voor mij omhoog en we klimmen de dijk weer op. Van de weeromstuit schiet ik in de educatieve modus en vraag of ze weten waar een dijk eigenlijk voor is.
Simon: "Dan kun je heel ver kijken".
Aniek: "Ik weet het wel, maar ik moet even denken. Iets met overstromingen."
Eenmaal op de dijk krijgt Simon ook een beetje gelijk. We gaan nog even op een bankje zitten en het gevecht om de verrekijker barst weer los.
Terug thuis worden er traditiegetrouw hooguit twee slokken van de zwaarbevochten warme chocomel gedronken. Aniek gaat nog even bij een vriendinnetje aan de overkant langs en Simon viert zijn rijk alleen met een eindeloze rit over banken en stoelen met een armoedige politiewagen. Als Aniek thuiskomt heeft ze een tekening bij zich van een vrolijk meisje dat met een verrekijker op een bankje zit tussen de bomen. Achterop heeft ze met viltstift geschreven: "Ur is een mjisje die sit op het bankje en kjikt met har verukijkur".